
De Steenuil
Uiterlijk
De steenuil is de kleinste in ons land broedende uilensoort. Door de bolle kop en het relatief dikke verenpak lijkt hij groter dan hij is. Met een lichaamsgrootte van 21 – 23 cm en een vleugelspanwijdte van 54 – 58 cm is hij echter nauwelijks groter dan een zanglijster of merel. Gemiddeld zijn vrouwtjes iets groter en zwaarder dan mannetjes (170 à 260 gram vs. 150 à 240 gram). Beide geslachten zijn dan ook niet van elkaar te onderscheiden in het veld. Steenuilen hebben een gevlekt verenkleed. De bovenzijde is bruin met witte spikkels en de onderzijde witachtig en dicht bruingestreept. Door de lichte wenkbrauwstrepen vallen vooral de grote ogen met felgele iris en zwarte pupil op. De poten zijn lang en wit bevederd. Geluid van de steenuil
Omgeving
De steenuil komt het meest voor in kleinschalig cultuurlandschap. Landschap met kleine weides, bebouwing (boerderijen e.d.) en houtwallen. Meidoornhagen, mesthopen, slootkanten e.d. zorgen ervoor dat er voldoende voedsel aanwezig is in de vorm van grote insecten en muizen.
Voedsel
De steenuil heeft een breed voedselpakket. Op het menu staan kleine zoogdieren, amfibieën, wormen, slakken, kevers en ook vogels. Zo tref je in de kasten geregeld keverschilden en ook jonge spreeuwen aan, geroofd uit een naburig nest. De kast wordt soms erg vochtig van binnen, als de steenuilen veel wormen op het menu hebben staan (dunne ontlasting).De braakballen zijn klein (ca. 30×13 mm). Ook hierin vind je vaak schilden van bijv. de meikever, doordat ze hun eten klein maken vind je weinig botjes die goed te onderscheiden zijn.
Broeden
De Steenuil maakt zijn nest bij voorkeur in holten. Dit kan bijvoorbeeld in een holle boom, gebouw of oever. Tegenwoordig broeden ze ook veel in speciale kasten. De Steenuil legt zijn eieren los in de kast op een laagje strooisel en fijngetrapte braakballen. Ze leggen 1 keer in het jaar, tussen mei en juli, 2 tot 6 eieren. De jonge steenuilen blijven eerst een tijdje in het nest. Echter nog voordat ze kunnen vliegen verlaten ze het nest en zijn dan op de takken van de boom te vinden. Ze worden dan ook wel takkelingen genoemd. Helaas vallen een aantal van deze takkelingen dan ten prooi aan katten en andere roofdieren.
Gedrag door het jaar heen
- Januari – maart: Herstel van de in het voorgaande najaar bekoelde ‘paarband’
- April – juni: Broedtijd
- Juli – oktober: Kuikens opvoeden en onafhankelijk laten worden
- November – december: ‘Paarband’ verslapt, ruien en herstellen van het broeden